Een omgevingswaarde is een instrumenten waarmee de betekenis van één of meer doelen gespecificeerd kan worden. Een omgevingswaarde wordt uitgedrukt in meetbare of berekenbare eenheden of andere objectieve termen en bepaalt voor de fysieke leefomgeving of een onderdeel daarvan:
a. de gewenste staat of kwaliteit,
b. de toelaatbare belasting (bijdrage) door activiteiten,
c. de toelaatbare (totale) concentratie of depositie van stoffen (art. 2.9 Ow).
Het vaststellen van een omgevingswaarde heeft twee rechtsgevolgen:
Een vastgestelde omgevingswaarde bindt alleen het bestuursorgaan zelf. De gemeente beslist zelf of het wenselijk is om een planregel de status van omgevingswaarde te geven. Dit hangt af van de bereidheid van de gemeente om maatregelen te treffen bij een (dreigende) overschrijding van de vastgelegde waarde. Belangrijk aspect daarbij is de vraag wie verantwoordelijk is om een doelstelling te halen. Ligt die verantwoordelijkheid bij de overheid (het collectief) of daarbuiten? Ook hangt het af van de vraag of het wenselijk is om bij normoverschrijding te saneren. Als dat het geval is kan er voor worden gekozen de gewenste of acceptabele kwaliteit te verankeren in een omgevingswaarde.
Bij het vaststellen van een omgevingswaarde (in het omgevingsplan) moet dus steeds de vraag worden beantwoord welke maatregelen kunnen worden getroffen om aan de omgevingswaarde te voldoen en of daarvoor middelen beschikbaar zijn.
Het instrument omgevingswaarde is nader uitgewerkt in afdeling 2.3 van de Omgevingswet. Voor gemeenten is in de wet één verplichte omgevingswaarde opgenomen, namelijk voor de geluidproductie van industrieterreinen (art. 2.11a Ow).
Het Bkl bevat daarnaast omgevingswaarden voor luchtkwaliteit en de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater en de kwaliteit van zwemwater. Dat besluit regelt ook of een bestuursorgaan omgevingswaarden mag stellen in aanvulling op of afwijking van die van het Rijk.
De ontwerpvragen helpen bij het beantwoorden van de vraag of het wenselijk is om niet-verplichte omgevingswaarden vast te stellen. In artikel 2.0 van het Bkl is vastgelegd dat bij het omgevingsplan of de omgevingsverordening alleen niet-verplichte omgevingswaarden worden vastgesteld als deze berusten op onderzoek dat verricht is door een onafhankelijke deskundige.
In het casco omgevingsplan is een aantal voorbeelden van omgevingswaarden opgenomen.